Autom. Oriëntatie

Wanneer de camera wordt gedraaid (verticaal) om een portretopname te maken, neemt de camera deze positiewijziging op en geeft het beeld weer in de portretoriëntatie.
  1. Stel de camera in op de opnamefunctie.

  1. MENU (Instellingen) (Opname-instellingn) [Autom. Oriëntatie] gewenste functie


Aan
Hiermee neemt u een beeld op in de juiste oriëntatie.

Uit
Hiermee wordt automatische oriëntatie niet gebruikt.

Beelden roteren na het opnemen
Als de oriëntatie van een beeld niet juist is, kunt u [Roteren] op het menuscherm gebruiken om het beeld in de portretpositie weer te geven.
Opmerkingen
  • Aan de linker- en rechterkant van verticaal georiënteerde beelden wordt een zwarte rand afgebeeld.

  • Afhankelijk van de opnamehoek van de camera, is het mogelijk dat de oriëntatie van het beeld niet juist wordt opgenomen.

  • U kunt [Autom. Oriëntatie] niet gebruiken in de volgende situaties:

  • Tijdens het opnemen van bewegende beelden

  • Als (Onderwater) is geselecteerd als de scènekeuzefunctie (alleen DSC-W570/W580).